Het sociaal statuut van zelfstandigen is de laatste jaren op een aantal punten fel verbeterd. Zo is het minimumpensioen opgetrokken, en werd het in 2016 zelfs gelijkgetrokken met dat van werknemers. Vorig jaar werd beslist om nog een belangrijke verbetering van de wettelijke pensioenen van zelfstandigen door te voeren. In de pensioenberekening werd tot dan altijd rekening gehouden met een zogenaamde ‘correctie’ of ‘harmonisatie’- coëfficiënt. De berekening van het pensioenbedrag van zelfstandigen, die principieel op dezelfde manier gebeurt als voor werknemers, werd daardoor verminderd met een factor die de verhouding weerspiegelde van de mate waarin zelfstandigen globaal minder sociale bijdragen betaalden dan werknemers. Die factor was variabel, maar bedroeg lange tijd 0,69, waardoor het pensioen van de zelfstandige dat op die manier werd berekend heel wat lager uitviel. De regering heeft beslist die correctie niet meer toe te passen voor inkomstenjaren vanaf 2021.
Het wettelijk pensioen is een belangrijke parameter in de 80 %-grens. Die bepaalt dat premies slechts fiscaal aftrekbaar zijn, voor zover het wettelijk en aanvullend pensioen samen niet meer bedraagt dan 80 % van de laatste normale bezoldiging. Het spreekt dan voor zich dat als het wettelijk pensioen stijgt, er minder aanvullend pensioen kan opgebouwd worden met fiscaal voordeel.
In de 80 %-regel werd tot nu het wettelijk pensioen van de zelfstandige forfaitair geschat, als zijnde 25 % van de brutojaarbezoldiging van het berekeningsjaar. Voor werknemers wordt het wettelijk pensioen geschat op 50 % van de brutojaarbezoldiging van het berekeningsjaar. Omdat de berekening van het wettelijk pensioen voor zelfstandigen voor jaren vanaf 2021 zal gelijklopen met die van werknemers, was het dus afwachten hoe de fiscus deze rekenwijze zou aanpassen naar de toekomst toe.
NIEUWE CIRCULAIRE(1)
In een nieuwe Circulaire hieromtrent wordt nu toegelicht hoe de fiscus wenst dat er gerekend wordt.
Samengevat komt het hierop neer:
De berekening van het wettelijk pensioen gebeurt niet meer voor iedere zelfstandige op dezelfde forfaitaire manier, maar moet gebeuren per individuele aangeslotene, in functie van diens loopbaan en sociaal statuut voor en vanaf 2021.
Per aangeslotene moet de raming van het wettelijk pensioen als volgt berekend worden:
- voor de jaren vóór 2021 als zelfstandige: 25 % van de brutojaarbezoldiging van het jaar 2020.
- voor de jaren vanaf 2021 als zelfstandige: 50 % van de brutojaarbezoldiging van het berekeningsjaar.
- voor de jaren als werknemer: 50 % van de brutojaarbezoldiging van het berekeningsjaar. Dat geldt dus zowel voor de jaren als werknemer vóór 2021 gepresteerd (vooral relevant voor zelfstandigen met een al langer lopend contract), als degene na 2021 (vooral relevant voor zelfstandigen die pas als zelfstandige gestart zijn, of dat zullen doen in de nabije toekomst na vanaf 2021 nog als werknemer gewerkt te hebben.
Deze werkwijze maakt de berekening heel wat complexer.
Deze nieuwe Circulaire is van toepassing voor zelfstandige bedrijfsleiders en dus voor IPT- en groepsverzekeringen ten voordele van zelfstandige bedrijfsleiders. Deze Circulaire heeft geen betrekking op de POZ voor zelfstandige natuurlijke personen en de groepsverzekeringen en IPT- verzekeringen ten voordele van werknemers
TERUGWERKENDE KRACHT
Het problematische aan deze Circulaire is vooral de terugwerkende kracht. De Circulaire werd pas gepubliceerd op 31 maart 2022. Een aanpassing van de rekenwijze werd verwacht, maar met uitwerking in de toekomst. Deze werkwijze zou volgens de fiscus al van toepassing moeten zijn vanaf inkomstenjaar 2021.
Dat betekent dat in vele (geoptimaliseerde maar ook andere) aanvullende pensioenplannen de premies die 2021 werden betaald, of die nu al in 2022 werden of worden betaald, mogelijk deels niet langer fiscaal aftrekbaar zijn. De premies van heel wat dossiers zullen moeten verminderd worden om te voldoen aan de bepalingen van deze Circulaire. Of bij de berekening van het wettelijk pensioen in de 80 %-regel rekening moest gehouden worden met een gemengde carrière in het verleden, en het wettelijk pensioen dus deels al proportioneel moest berekend worden als werknemer en zelfstandige, is een punt dat tot op heden nooit door de wetgeving of administratieve bepalingen werd ingevuld. Tot op heden baseerden men de berekening van het wettelijk pensioen alleen op het huidige statuut van de aangeslotene. De nieuwe
Circulaire gaat verder dan alleen een aanpassing wegens de schrapping van de correctiecoëfficiënt, en voegt aan de aangepaste werkwijze ook het rekening houden met de jaren gepresteerd als werknemer als nieuwigheid toe.
WAT NU?
De retroactiviteit maakt het uiteraard onmogelijk om hiermee rekening te houden voor reeds betaalde premies. De verzekeraars en Assuralia pleitten dat ervoor de
retroactieve toepassing uit te stellen.
Heel binnenkort zou er een bijvoegsel aan deze circulaire worden gepubliceerd met een antwoord van de FOD Financiën die een administratieve tolerantie voorziet voor de
teveel gestorte premies in 2021 en 2022. Om de aftrekbaarheid te behouden moet de vennootschap de teveel gestorte bedragen via een boekhoudkundige operatie overdragen naar 2023 en de volgende jaren.
Momenteel zijn er we nog in afwachting van het antwoord van de fiscus op een aantal concrete toepassingsvragen. We volgen dit kort op voor u.
Advies
Laat dit jaar zeker uw IPT- groepsverzekering controleren door uw makelaar.
Klanten van CLB Verzekeringen worden in deze materie jaarlijks pro-actief opgevolgd. U ontvangt in het najaar een e-mail van ons, reageer hier zeker op en bezorg ons de gevraagde aanvullende info.
Wilt u graag meer info, aarzel dan niet om ons te contacteren op nummer 011 59 90 62 of verzekeringen@clbgroup.be
(1) Circulaire 2022/C/33 van 31/03/2022